Christus als hovenier
Christus als hovenierChristus als hovenier Zij dacht dat het de hovenier was (Johannes 20:15) Eén Rembrandt kende als kind ik goed: de Christus met de grote hoed wandelend in de ochtendstond. En, naar erbij geschreven stond: Hij was de hovenier. En nòg laat ik mijn tranen gaan als in de gaarde ik Hem zie staan, en – wat terzijde – in stille schrik die éne, zij die dacht als ik: Het was de hovenier. O kinderdroom van groen en goud – géén die ontnam wat ik behoud. De laatste hoven naderen schier en ijler wordt de ochtend hier. Hij is de hovenier. Ida Gerhardt Dit schilderij van Rembrandt van Rijn inspireerde Ida Gerhardt tot een gedicht. Het schilderij is uit 1638 en heeft de titel ‘Christus verschijnt aan Maria Magdalena’ meegekregen. Het gedicht van Ida Gerhardt (1905-1997) helpt ons bij het verstaan van het paasevangelie zoals Johannes dat beschrijft in hoofdstuk 20 van zijn evangelie én het leert ons naar het schilderij van Rembrandt kijken. Rembrandt situeert Maria Magdalena en Jezus dichtbij de opening van het graf. Maria Magdalena is alleen bij het graf achtergebleven, nadat Petrus en Johannes weer naar Jeruzalem zijn teruggegaan. Zij meent dat het lichaam van Jezus ergens anders moet zijn neergelegd, maar waar? Ze buigt zich huilend naar het graf en ziet twee engelen zitten. ‘Waarom huil je?’ vragen ze haar. ‘Ik weet niet waar ze mijn Heer naartoe gebracht hebben.’ Dan kijkt ze om en ziet een man staan, die ze voor de tuinman houdt. Dit is het moment dat op het schilderij is afgebeeld. Maria Magdalena kijkt op met een naar binnen gekeerde blik. ‘Kyrie,’ ‘meneer,’ zegt ze in het Grieks, ‘als u hem ergens anders hebt neergelegd, vertel me dan waar.’ Herschepping Dan noemt Jezus haar bij haar naam: ‘Maria!’ We zien de herkenning op haar gezicht doorbreken, vermengd met ongeloof. ‘Rabboeni!,’ roept ze uit, ‘Meester!’ in haar eigen vertrouwde Aramese taal. Ze noemt hem ‘meester’ want ze herkent opeens in de hovenier haar Heer en meester. Bij het noemen van haar naam vindt een herschepping plaats. Maria wordt opnieuw geboren. Ze wordt mens, nu ze in deze tuinman de opgestane Heer herkend. Nu ze bij haar naam genoemd wordt. Ze wordt tot leven geroepen. ‘Vroeg op de eerste dag van de week.’ Dat roept die andere eerste dag in herinnering, die van de schepping. Hier is het de eerste dag van de herschepping. De hovenier is een subtiele verwijzing naar Genesis. Want hiermee wordt Jezus de verzorger van de hof, de tweede Adam. De grote boom achter Jezus en Maria Magdalena verwijst naar de boom die we in afbeeldingen van de zondeval achter Adam en Eva zien staan en schuift hen zo naar voren als de nieuwe Adam en Eva. De boom wordt de boom des levens, de hof van Arimatea een nieuwe hof van Eden. Rembrandt verbeeldt deze herschepping door te verwijzen naar het scheppingsverhaal en de hof van Eden. Rembrandt legt zo Johannes 20 aan ons uit in zijn schilderij. Herkenning Johannes 20 is een verhaal dat opstanding dichterbij brengt. Ida Gerhardt en Rembrandt van Rijn leren ons het verhaal verstaan. Jezus leeft. Ook nu. Je herkent hem in de ander. Een tuinman, of wie dan ook. De Ander die jou de ogen opent. Daar vindt je de levend Heer. Ook in dit leven. Ook als ‘de laatste hoven’ naderen, en de ‘ochtend ijler’ wordt, zo schrijft Gerhardt. Ik hoor daar iets in van: als het einde nadert of het leven tegen zit - ook dan, ook nu kan je de hovenier ontmoeten, vindt je Leven, Opstanding en Eeuwigheid. Rembrandt had dat ook begrepen. Op de achtergrond van zijn schilderij zien we het nieuwe Jeruzalem baden in het licht van de nieuwe dageraad. Het is de hemelse hof die in de eeuwigheid op ons wacht. Het is de Eeuwigheid die met Pasen dichterbij is gekomen. | ||
terug | ||